Natuurlijke processen langs de kust leiden tot een diversiteit aan dynamische landschapsvormen op het strand en in de duinen. De schaal en aard van deze vormen kunnen sterk variëren.
Duinenvelden kunnen ontstaan op brede zandplaten waar op grote schaal zand wordt aangevoerd. De dynamiek in deze gebieden is meestal beperkt; de duinen groeien relatief langzaam en blijven vaak vrij laag. In de valleien tussen de duinen ontwikkelt zich vaak een rijke flora dankzij de variatie in milieuomstandigheden. Een voorbeeld van zo'n duinenveld is de Hors aan de zuidkant van Texel. Duinenvelden kunnen zich ook ontwikkelen op de brede zandplaten die zijn ontstaan door menselijke ingrepen, zoals de aanleg van de Zandmotor en de pier bij IJmuiden.
Embryonale duinen, ook wel primaire duinen genoemd, zijn deels begroeide lage duintjes op de grens van het strand en de zeereep. Ze markeren een beginfase van duinvorming en zijn kenmerkend voor kusten die aangroeien. De vorming van deze duinen begint vaak met overstuiving van door de zee achtergelaten materiaal zoals wier en schelpen. Biestarwegras, dat effectief zand invangt, kiemt in dit aanspoelsel en initieert de duinvorming. Zodra deze duintjes zoet water vasthouden, kan helm zich ook vestigen.
Embryonale duinen zijn vaak tijdelijk. Bij storm kunnen ze door de zee worden overspoeld en weggevaagd, waarna het proces van duinvorming opnieuw begint. Soms groeien deze duintjes echter uit tot een nieuwe zeereep. Hierdoor komt de oorspronkelijke zeereep in de luwte te liggen, wat leidt tot minder dynamiek en mogelijk minder zandverstuiving naar de achterliggende duinen.
Afhankelijk van de overheersende begroeiing, worden deze duinen geclassificeerd als Natura 2000-habitattype Embryonale duinen (H2110, biestarwegras dominant) of Witte duinen (H2120, helm dominant).