Terug naar main

Natuurbeleid

Het natuurbeleid heeft tot doel om de biodiversiteit van de Nederlandse natuur te behouden en versterken. Dynamisch kustbeheer kan daaraan bijdragen.

Duinviooltje_Nora_adobestock
Duinviooltje, kenmerkend voor grijze duinen (foto Adobe Stock/Nora)

Dynamisch kustbeheer speelt niet alleen een belangrijke rol in het waterveiligheidsbeleid, maar ook in het natuurbeleid. Op nationaal niveau is de overheid verantwoordelijk voor het omzetten van internationale natuurbeleidsdoelen naar nationaal beleid, en voor het natuurbeleid rondom de grote wateren, zoals de Noordzee, de Waddenzee en de Deltawateren. Op provinciaal niveau zijn de provincies verantwoordelijk voor het natuurbeleid binnen hun grenzen.

Nationaal beleid voor de grote wateren

De Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder streeft naar een gevarieerde en veerkrachtige natuur langs de kust. Dynamisch kust- en duinbeheer, samen met zandsuppleties, zijn hiervoor van vitaal belang. Dit resulteert in een gevarieerd kustlandschap, met groeiende strandvlaktes, primaire duinvalleien, gekerfde zeerepen en wandelende paraboolduinen.

Natura 2000

Veel duingebieden zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden en maken deel uit van een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden zijn belangrijk voor het behoud van de biodiversiteit binnen de Europese Unie. Voor elk gebied zijn concrete natuurdoelen vastgesteld om habitats en populaties van planten en dieren te behouden of uit te breiden (zie de Natura 2000-website)
In Nederland zijn Natura 2000-gebieden wettelijk beschermd via de Omgevingswet. Dat betekent dat activiteiten die schadelijke effecten kunnen hebben op deze gebieden verboden zijn of onderhevig zijn aan strenge regels.

Relevante Natura 2000-habitats van de kust

  • Embryonale duinen (habitattype 2110) zijn deels begroeide lage duintjes op het hoge strand. Ze zijn te vinden langs aangroeiende of stabiele kusten, en vormen de prille fase van primaire duinvorming.
  • Witte duinen (habitattype 2120) worden gekenmerkt door hun witte zand, omdat er nog geen bodemontwikkeling heeft plaatsgevonden. Door de invloed van zout en stuivend zand kunnen slechts weinig plantensoorten overleven. Helmgras is aan deze omstandigheden aangepast.
  • Grijze duinen (habitattype H2130) bestaan vooral uit droge graslanden met soortenrijke begroeiingen van laagblijvende grassen, kruiden, mossen en/of korstmossen. Voor duurzaam behoud van dit habitat is het belangrijk dat er regelmatig wat zand instuift. Zonder deze dynamiek neemt de kans toe op veroudering van de vegetatie en dichtgroeien met struiken.
  • Duindoornstruwelen (2160) worden gedomineerd door duindoorn en komen vaak voort uit sterk stuivende witte duinen met helmgras.
  • Vochtige duinvalleien (H2190) kennen een grote ecologische variatie. Er zijn primaire  en secundaire duinvalleien. Het eerste type ontstaat door de afsnoering van strandvlakten door duinvorming. Het tweede type ontstaat door uitstuiving van het oppervlak tot op het grondwaterniveau.
  • Zilte pionierbegroeiingen (H1310) komen voor in kustgebieden met overstroming van zout water. Zeekraal is vaak een kenmerkende soort.
  • Schorren en zilte graslanden (H1330) worden gekenmerkt door zoute omstandigheden. en soorten zoals lamsoor, gewoon kweldergras, gewone zoutmelde en strandkweek. Er zijn twee subtypen: buitendijks (a) en binnendijks (b). Het buitendijkse subtype staat onder invloed van zeewater, zoals eiland- en vastelandskwelders, slufters, wash-overs, achterduinse strandvlakten en groene stranden. Het binnendijkse subtype heeft een marien verleden en blijft zilt door toestroom van brak of zout grondwater. 
Witte_duinen_BasKers_Flickr
Witte duinen (foto Flickr/Bas Kers)
Kwelder_foto_Masja_Hoogendoorn
Schorren en zilte graslanden op Texel (foto Moniek Löffler)