Dynamisch Kustbeheer

Deltaproof

Rijkswaterstaat

Stowa

Schouwen in perspectief

Duinkust Schouwen in perspectief
Anton van Haperen, kennisnetwerk 'Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit' (OBN)

Door luchtverontreiniging worden veel duinbodems zuurder, waardoor het aantal soorten planten afneemt. De verstuiving van kalkrijk zand kan de verzuring verminderen en biedt in veel gebieden kansen voor de natuur.

Plotselinge overgangen
De Nederlandse kust maakt deel uit van een 1000 kilometer lange duinenkust tussen de Franse kanaalkust en het Deense Jutland. Deze kust wordt gekenmerkt door plotselinge ecologische overgangen, die een geologische oorsprong hebben. Ook Nederland kent zulke overgangen:

  • Ten noorden van het Noord-Hollandse Bergen zijn de duinen relatief arm aan kalk en mineralen.
  • Van Bergen tot de Haringvlietmonding zijn de duinen kalkrijker en bevatten ze meer ijzer.
  • Het deltagebied zit er qua ijzer en kalkgehalte tussenin en sluit vooral aan bij de Vlaamse Oostkust. Bijzonder aan dit gebied is dat de samenstelling van het zand van eiland tot eiland verschilt. Deze verschillen hangen samen met de geologische herkomstgebieden, met het noordelijk gerichte zandtransport langs de kust én met getijdestromen in de zeegaten.

Drie typen landschappen
Volgens van Haperen bestaan de Nederlandse duinen uit drie verschillende landschappen:

  • Het gefixeerde duinlandschap, dat ooit heeft gestoven maar is vastgelegd door plantengroei. Gras maakt hier plaats voor struiken en bos, tenzij er herbivoren grazen
  • Het sterk stuivende duinlandschap waar vegetatie hoegenaamd geen rol speelt en wind de dominante factor is.
  • Daar tussen in: het duinlandschap waar vegetatie en dynamiek in evenwicht zijn. Hier liggen zowel windkuilen en stuivende plekken als min of meer gesloten duingraslanden.

Vooral de laatste twee typen landschappen kennen een hoge biodiversiteit.

Toename van fixatie
De gefixeerde duinlandschappen nemen de laatste halve eeuw enorm in oppervlakte toe. Open en soortenrijke duinlandschappen groeien dicht met snelgroeiende grassoorten (vergrassing) en struiken. Dat komt doordat uit dode planten humus ontstaat, met humuszuren. In kalkrijke bodems worden deze zuren geneutraliseerd, maar zodra de kalkvoorraad is uitgeput verzuurt de bodem. Daardoor gaat het fosfaat dat in de bodem zit in oplossing en komt het beschikbaar voor planten waardoor deze nog harder gaan groeien: een zichzelf versterkend effect.

Stikstof
Het probleem van vergrassing wordt nog groter als ook de voedingsstof stikstof beschikbaar is. Vooral in het waddengebied vormt dit een probleem. Langs de kalk- en ijzerrijke Hollandse duinen heeft stikstof minder invloed omdat daar fosfaat is vastgelegd door kalk en ijzer en dus voor planten niet beschikbaar is. De plantengroei wordt daar geremd door fosfaatgebrek. De Zeeuwse duinen nemen wat betreft stikstofinvloed een tussenpositie in.

Opgave voor beheer
Hoe lager de pH, hoe lager de rijkdom aan soorten. Daarom is het voor de natuurbeheerder de opgave om de pH zo lang mogelijk in het traject 6-7,5 te houden.
Dynamiek, gegraaf van konijnen en stuivend zand kan hier bij helpen. De aanvoer van vers (kalkrijk) zand uit de diepere bodem of vanaf het strand 'buffert' namelijk de pH.