Dynamisch Kustbeheer

Deltaproof

Rijkswaterstaat

Stowa

Dynamische kustvormen

Langs een  dynamische kust zijn de volgende vormen te vinden:

Embryonale duinen embyronale duinen
Dit zijn deels begroeide lage duintjes op het strand en de buitenste rand van de zeereep. Ze vormen een prille fase van duinvorming en zijn kenmerkend voor aangroeiende kusten. Deze duinen worden ook wel primaire duinen genoemd.Embryonale duinen vormen een buffer voor veiligheid en beperken afslag van het buitentalud van de primaire waterkering. Het habitat is beschermd volgens de Natuurbeschermingwet (Natura2000 habitat).
De vorming van de duintjes begint vaak door overstuiving van door de zee achtergelaten aanspoelsel zoals wier en schelpen (vloedmerk). Daarin kiemt biestarwegras, een soort die veel zand invangt en essentieel is voor de vorming van duinen; zodra het duintje zoet water begint vast te houden, kan zich ook helm vestigen. Andere kenmerkende plantensoorten zijn zeepostelein, akkermelkdistel, zeewolfsmelk en zandhaver en soms blauwe zeedistel. De dieren die er leven zijn vooral kleine ongewervelden, zoals diverse keversoorten. Als er voldoende rust is, kunnen er bovendien vogels broeden zoals strandplevier, bontbekplevier en dwergstern.
Vaak bestaan embryonale duinen maar kort, omdat de zee ze tijdens een flinke storm of springvloed overspoelt en wegvaagt. Dan begint het proces van duinvorming opnieuw. Soms echter worden de duintjes steeds hoger en rijgen ze zich aaneen tot een langere keten: een 'nieuwe zeereep'. Deze nieuwe zeereep wordt gerekend tot het habitattype witte duinen. De oorspronkelijke zeereep komt daardoor meer in de luwte te liggen en zal op den duur minder dynamisch worden; naar verwachting zal er daardoor minder zand naar de duinen achter de oorspronkelijke zeereep stuiven.

Stuivende zeereep
stuivende zeereepDit type zeereep wordt gekenmerkt door een zekere mate van verstuiving. Het open vegetatiedek bestaat vooral uit helmgras, onderbroken door stuifplekken en ondiepe kuilen. De zeereep varieert daardoor in vorm en hoogte. Er stuift enig zand door naar de direct achter de zeereep liggende duinen, die daardoor (beperkt) aangroeien.
Het helmgras vormt vitale pollen: door de regelmatige aanstuiving van vers strandzand en salt spray krijgen schimmels en aaltjes minder kans om de wortels van helmgras aan te tasten dan in een dicht begroeide zeereep. Er stuift enig zand door naar het gebied achter de zeereep.
De stuivende zeereep vormt het habitattype witte duinen. Karakteristieke plantensoorten zijn helm, noordse helm, zandhaver en zeemelkdistel. Bovendien biedt de stuivende zeereep een leefomgeving voor diverse keversoorten en voor een aantal exclusieve paddenstoelen.

Gekerfde zeereep
gekerfde zeereepIn een gekerfde zeereep vindt op grotere schaal dynamiek plaats dan in een stuivende zeereep. Er vormen zich diepere stuifkuilen of kerven. Bij een gekerfde zeereep wordt meestal vooraf afgesproken tot hoe diep de kerven ´mogen´ uitstuiven. Dat verschilt per locatie. Evenals de stuivende zeereep behoort de gekerfde zeereep tot het habitattype witte duinen.
Een gekerfde zeereep fungeert als doorgeefluik van zand van het strand naar de achterliggende duinen, die daardoor langzaam hoger worden. Het doorstuivende zand verstikt oudere duinbegroeiingen, die vervolgens plaats maken pionierplanten. Enige mate van stuivend zand is essentieel voor het behoud van habitattype grijze duinen; dit zijn duingraslanden die rijk zijn aan flora en fauna.

Paraboliserende zeereep
paraboliserende zeereepIn een paraboliserende zeereep heeft de wind vrij spel en ontstaan diepe kuilen en kerven. Dit is alleen mogelijk in brede duingebieden, waar de veiligheid gewaarborgd is. Dat betekent dat het ‘grensprofiel' van de primaire waterkering landwaarts moet zijn gedefinieerd. Bovendien moet het stuivende zand geen belemmering vormen voor andere vormen van landgebruik.
Als de wind vanaf het strand zand naar het duingebied blaast, kunnen de zandhopen door het duingebied gaan ‘wandelen'. Dat proces heet parabolisering. Kenmerkend is dat een paraboliserende zeereep niet aaneengesloten is.
De paraboliserende zeereep behoort, evenals de stuivende zeereep en de gekerfde zeereep, tot het habitattype witte duinen. Ook hier geldt dat het proces belangrijk is voor het hele duingebied. De uitblazingslaagten fungeren als doorgeefluik van zand van strand naar duinen, die kunnen meegroeien met de stijgende zeespiegel. Het stuivende zand vergroot de landschappelijke variatie in het achterliggende duingebied en zorgt voor verjonging van de vegetatie. Als de uitblazingslaagten erg diep uitstuiven, kan de zee incidenteel hierdoor de duinen in stromen (zie washover). Omdat het grensprofiel landwaarts ligt, kan dit voor de veiligheid geen kwaad.

Wash-over
wash-overEen washover (of 'overslaggrond') bestaat uit een doorbraak door de zeereep en een daarachter gelegen afzetgebied. Een washover is actief bij stormvloed: dan dringt de zee het achterliggende gebied binnen en zet daar zand of slib af. De vegetatie wordt daarbij telkens verjongd en de wash-over groeit (in beperkte mate) mee met de stijgende zeespiegel.
Washovers kunnen zowel in aangroei- als afslagkusten voorkomen.
In wash-overs zijn veel overgangen te vinden, bijvoorbeeld van zoet naar zout, van zandig naar slibrijk en van nat naar droog. Daardoor is de diversiteit aan habitats en soorten relatief groot. Welke soorten er precies voorkomen, hangt af van de frequentie van overstromen en de samenstelling van de ondergrond. Op plaatsen met relatief weinig dynamiek kunnen algenmatten ontstaan, die het zand enigszins vastleggen. Op nog luwere plaatsen kan organische stof zich ophopen en een begroeiing van zoutminnende of zouttolerante pioniersoorten zoals zeekraal, gewoon kweldergras en zilte rus zich vestigen. Waar de bodem brak is, start de successie met soorten als strandduizendguldenkruid en sierlijke vetmuur. Nog verder buiten de invloedsfeer van het zoute water, waar zoet water uit het achterliggende duingebied kwelt, of waar regenwater stagneert, kunnen zich natte duinvalleivegetaties vestigen.

Slufter
slufterEen slufter is een doorbraak door de zeereep waar het getijdenwater regelmatig het achterliggende gebied binnenstroomt via een geul die het strand doorsnijdt. De vegetatie in de sluftervlakte wordt daarbij regelmatig verjongd en de sluftervlakte groeit (in beperkte mate) mee met de stijgende zeespiegel.
Er zijn slufters in afslagkusten, na een doorbraak in de eerste duinenrij, en in aangroeikusten, na de ontwikkeling van nieuwe duinen op het strand. In het laatste geval kan er zeewaarts van de bestaande zeereep een nieuwe duinenrij ontstaan, met een vlakte ertussen waar de zee toegang toe heeft.
Twee bekende slufters zijn De Slufter op Texel en Het Zwin op de grens van Zeeland en Vlaanderen.
In slufters is vaak een grote variatie aan habitats te vinden: schorren en zilte graslanden op de lage delen, zilte pioniervegetaties op de iets hogere delen, vochtige duinvalleien op plaatsen waar grondwater uittreedt en droge duinvegetaties aan de randen. Op de meest dynamische plaatsen, zoals op het strand en in de sluftermonding, zal meestal geen begroeiing voorkomen.